Watersnood 1926: hoogwater, wateroverlast en een trouwe machinist die 25 nachten niet uit de kleeren is geweest
Precies een eeuw geleden, begin januari 1926, stonden veel gebieden in Nederland onder water na langdurige regenval, en braken de dijken door. Ook in het gebied van De Stichtse Rijnlanden kampten de inwoners met grootschalige wateroverlast, en werd de Lekdijk zwaar beproefd. Alle kranten deden verslag van de watersnood, en lieten bewoners van de getroffen gebieden aan het woord.
Reis via het online krantenarchief Delpher mee met de verslaggevers van toen naar Wijk bij Duurstede, Schoonhoven, Kockengen en Utrecht en leer van de alarmeringsmethoden, het nepnieuws en de sabotage van een eeuw geleden. Wellicht zijn ze een inspiratiebron voor ons als de stroom uitvalt en het water ons aan de lippen staat!
Fort Ruigenhoek in een binnenzee
De verslaggevers van het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad van 2 januari melden: “Thuis lag er echter alweer een nieuw bericht: de Bethunepolder zou zijn ondergeloopen. We twijfelden wel eenigszins aan de waarheid van deze mededeeling: als dat zoo was, zou men het in Maarssen zeker hebben geweten. 't Kon evenwel ook aan den anderen kant zijn van den polder, en waar 't beter was het zekere voor 't onzekere te nemen, gingen we maar weer de provincie in. Over Blauwkapel liep ditmaal de tocht. De weg was in een abominabelen toestand. Links en rechts, overal was het land overstroomd. Men kan merken, dat we in het inundatiegebied zijn! Als een heuvel rijst het fort Ruigenhoek uit de binnenzee op. De boerenhofsteden schijnen ook iets hooger te liggen, want het water staat niet tot in de huizen. Alleen in de kelders staat het een paar voet hoog. Toen we om 4 uur weer in Utrecht arriveerden, wist men ons waarachtig alweer te vertellen, dat de Lekdijk bij Vreeswijk het had begeven.' We zijn echter maar zoo vrij geweest, om dat niet te gelooven.”
Sabotage in Kockengen
De Standaard van 4 januari 1926 meldt: Bij Kockengen, waar de Heicop en de Bijleveld, twee belangrijke boezems, samenkomen, was de toestand in den nacht van 1 op 2 januari bepaald kritiek. Hier heeft men zelfs getracht de nieuwe, onlangs weer in gebruik genomen sluis aan den Joostendam te forceeren om daardoor het hoogere Heicopperwater op de lager staande Bijleveld te doen afstroomen, in welk snood opzet men echter niet heeft kunnen slagen. Slechts wist men een blok tusschen de sluisdeuren te werken, dat echter na het ontdekken van deze daad van grof egoïsme onmiddellijk kon worden verwijderd. Dat men tot een dergelijke daad komt, teekent wel den toestand. In de polders rondom Kockengen staat zeker 75 c. M. & 1 M. water. De boeren huizen er op zolder. Op elk droog plekje is het vee bijeengebracht. Zoo deelde men ons mee, in een klein hokje zeker 50 varkens aangetroffen te hebben. Wat de Lekdijken betreft, tot dusver is er van een doorbraak, waarvan in Utrecht reeds ernstige geruchten liepen, geen sprake. Wel is echter de buitengewone rivierencorrespondentie ingesteld, zoodat de dijk dag en nacht bewaakt wordt, terwijl het z.g. dijkleger zich gereed moet houden, op den eersten oproep te verschijnen."
Schoonhovenaars zetten kanon klaar voor alarmering
Het Vaderland: staat- en letterkundig nieuwsblad van 5 januari 1926 meldt uit Schoonhoven dat de dijk bij Jaarsveld er minder goed voor staat. "De kwellen veroorzaken dat de dijk bij Klaphek minder goed wordt. Op den toren van de kerk van Willigen-Langerak is de bal geheschen, welke de omwonende boeren waarschuwt, dat zij op hun hoede moeten zijn. 'De rijksveldwacht is naar de plaats, welke bedreigd wordt, ontboden. Het kanon, dat waarschuwingsschoten zal lossen, is in gereedheid gebracht, en aan het personeel, dat het kanon bedienen, zal, is aanzegging gedaan, dat het zich gereed moet houden. Het bestuur van het waterschap Benschop heeft in een spoedvergadering besloten, het stoomgemaal niet meer in werking te stellen, zoolang de Ijsel. waarin geloosd wordt, zijn abnormalen waterstand behoudt. De boezemkaden langs den Oudenwaterschen Damweg verkeeren in zulk een staat, dat men vreest voor doorbraak. De Noordzijde van den polder Benschop staat reeds eenige dagen voor het grootste deel blank."
Strijd tegen de (k)wellen in IJsselstein
De Nieuwe Rotterdamse Courant van 6 januari 1926 meldt: "De twee kwellen, waardoor de Lekdijk nabij ‘t Klaphek in een minder goeden toestand verkeert, zoo kort naast elkaar gelegen, werden Zondag voor het eerst opgemerkt. Men is toen dadelijk begonnen met een ton, te plaatsen, gevuld met grind. Dit heeft echter geen baat gegeven. Wanneer het mogelijk geweest was, aldus zeide de dijkgraaf van den Lekdijk Benedendams. dr. B. J. L baron de Geer van Jutfaas, dan hadden we een dam laten opwerpen binnendijks, ongeveer ter hoogte van den Lekdijk. Dan had het welwater kunnen blijven vloeien, en had zich een meer gevormd, dat een tegendruk gaf tegen het rivierwater. Dit is echter niet mogelijk met het oog op den slappen veenachtigen bodem daar ter plaatse. Er wordt thans met rijshout en grind gewerkt. Zakken zand zijn om de twee kwellen heengelegd, zoodat het water niet onmiddellijk weg kan stroomen. Enige tegendruk is dus reeds verkregen. De dijkgraaf zeide dat er voor het oogenblik geen gevaar bij de zaak was, maar dat kwellen altijd zeer gevaarlijk en lastig waren, omdat men nooit kan weten, hoe het er mee zal loopen.
De riviercorrespondentie is ingesteld. Op de torens zijn de manden geheesen."
Torenklok van Jaarsveld bij vergissing geluid
Het Utrechtsch provinciaal en stedelijk dagblad van 8 januari 1926 verklaart waarom: De bevolking Jaarsveld is overstuur doordat men bij vergissing de torenklok liet luiden, ten teken dat er gevaar dreigde en het dijkleger moest opkomen. "Vervolgens zijn op alle torentransen stokken geplaatst met manden. Wanneer deze stokken rechtop staan, is er geen gevaar; zoodra de stokken omgedraaid worden en de manden dus naar omlaag hangen, is de dijk in nood, en weten de menschen wat zij te doen hebben."
Wijk bij Duurstede: Walmuur gebarsten
"Uit Wijk bij Duurstede van gisteravond: Het water stroomt hier met geweld tegen den Walmuur en dijken. De walmuur blijkt op sommige plaatsen gebarsten, en het water sypelt erdoor. Vanavond heeft men den walmuur op zeven plaatsen met zakken zand versterkt. Onder den vloer van den heer H. sprong ten gevolge van den hoogen waterstand een wel, waarbij de vloer omhoog werd gedrukt en alles onder water liep. Aan den Lekdijk, ongeveer bij den heer J. van Rooyen, is een wel aan het opborrelen. Het land werd een meter omhoog geheven. Men is er met een 50 arbeiders druk aan het werk."
Trouwe machinist in Harmelen
De verslaggevers van De Standaard van 5 januari 1926 bezochten Harmelen en Kockengen: "Voort ging het ’s morgens, eerst naar Harmelen. Daar brachten wij een bezoek aan het nieuwe gemaal dateerend van 1923 in het waterschap Bijleveld en de Meerndijk, waarover wij gisteren reeds schreven. Aan de groote capaciteit van dit gemaal de Adriaan is het te danken, dat de polder er zoo mooi bijstaat. Maar het gemaal werkt ook 20 van de 24 uur. En het zou 24 uur werken, als de P. U. E. M. niet 4 sper-uren voorschreef. Dat zijnde eenige uren van rust voor den trouwen machinist, die overigens gedurende 25 nachten nog niet uit de kleeren was geweest. „Maar wil je gelooven, dat dit ook went, meneer”, verzekerde hij ons trouwhartig. Als de regen maar ophield, zou hij den polder weer gauw op zomerpeil hebben. Maar hij had gewonnen. Vannacht nog 1 duim. En de polder had op verschillende punten blank gestaan, die nu weer boven waren. Dat het water óóit zo hoog stond, kon hij zich niet herinneren. En al evenmin, dat het aan elkaar zóó geregend heeft. Zijn hoogste peil was tot nog toe 25 c.M. En nu had hij 30.
Naar Haarzuilens, Laag- Nieuwkoop en Kockengen
We keerden terug op ons pad om een ander deel der provincie te zien. Langs Vleuten, dat hoog en droog ligt en kasteel de Haar leidde de weg. Daar, bij De Haar, kwamen we midden in waterland terecht. Overal water, met hier en daar een eilandje gras, omschuimd met witte vlokken, opgejaagd uit het sterk door den wind bewogen water. Bij Laag-Nieuwkoop troffen wij den toestand al heel ernstig. Vlak onder den spoorweg Utrecht-Gouda troffen wij de huizen midden in het water. In één ervan brachten wij een kort bezoek. De tocht erheen, over dubbel-opgehoogde balken en planken, was moeilijk. En in het huis. Zeker een halve meter water stond er. Den vloer had men reeds tweemaal opgehoogd. Mistroostig zat de jonge bewoner in zijn stoel. Vrouw en kind had hij weggestuurd, de beste meubelen weggedragen. Zoo zat hij nu al 14 dagen. In het kleine kamertje stond de kachel roodgloeiend, maar voor de kou hielp dat niet. En er is niets aan te doen. „Ja, toch wel,” zoo zei de struische boer, die aan den anderen kant van den weg woonde, ons. „Als wij maar spuien mochten op het Merwedekanaal. Al waren we alleen het bovenste laagje maar kwijt.” En voor de toekomst zag hij de oplossing in een groot gemaal bij Muiden, dat het Vechtwater in de Zuiderzee zou brengen, hoog water of niet.
In Utrecht
In en om Utrecht zelve staat ook het water in verschillende huizen. Midden in de Hoog-straat heeft men gisteren een dam gelegd, om het water te keeren. In de omgeving van de Willem van Noortstraat, achter de gasfabriek, achter de Alex. Numankade, bij de Rode Brug, overal vindt men het water in de huizen staan."
Geen direct gevaar bij Vreeswijk
De Nieuwe Tilburgse Courant van 6 januari 1926 meldt: "De Vaartsche Rijn, die van Utrecht naar Vreeswijk loopt, is natuurlijk wel veel breeder dan gewoonlijk, terwijl aan de rechterzijde van den Jutfaaschen weg tot Vreeswijk toe overal de landerijen onder water staan. Zoo is bijv. Oude de Geinpolder tusschen Jutfaas en Vreeswijk in een groot meer herschapen. Te Vreeswijk, waar de Vaartsche Rijn in de Lek stroomt, is nabij de groote sluizen de Lek geweldig breed en staat het water van dijk tot dijk. Tot aan de plaats waar de schipbrug gelegen heeft mag men per auto rijden, doch van Lekdijk, Bovendams af mag de dijk alleen door wandelaars en fietsers gebruikt worden. Van Lekdijk Bovendams tot Lekdijk Benedendams, d.i. in de richting Schoonhoven, hebben wij vervolgens te voet den dijk afgeloopen, doch hoewel overal het hoog was, waren er geen plaatsen waaraan bijzondere zorg tijdens de nacht werd besteed. De dijkwachters, gewapend met lantaarn en schouwstok, verzekerden, dat er momenteel geen gevaar voor doorbraak bestaat."
Wat kunnen we leren van de watersnood van 1926?
Ook al is het 100 jaar geleden, van de watersnood van 1926 kunnen we veel leren. Het scenario –een combinatie van hoogwater op de Lek en wateroverlast- is ook nu niet ondenkbeeldig. Leerpunten zitten in de communicatie die toen anders was, maar in onze huidige tijd (met bijvoorbeeld uitval van stroom of telefonie) zomaar weer kan lijken op die van 1926. Net als nepnieuws en sabotage, dat is blijkbaar (helaas) ook van alle tijden.
In onze recente crisisoefening Wolkbreuk hebben we met nepnieuws al geoefend, en sabotage is een bijna standaardonderdeel van onze inspecties als dijkwacht. In 2026 gaan we de evaluatiepunten van Wolkbreuk combineren met de terugblik op 1926. Dat zal vast veel praktische aandachtspunten opleveren die we zullen delen.
Luchtfoto van de Ruigenhoeksche Polder ten noorden van Utrecht, met Fort Ruigenhoek, na de uitzonderlijke neerslag in 1926
Foto afkomstig van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie via de collectie van de Stichting Menno van Coehoorn, exemplaarnr 50018
Gedenksteen hoogwater 1926 in Wijk bij Duurstede
De gedenkstenen hoogwater 1926 (links) en 1993 en 1995 (rechts) in de Waterpoort in de Walmuur van Wijk bij Duurstede
Knipsel uit de Utrechtsche Courant

Knipsel uit de Utrechtsche Courant van 4 januari 1926
Gemaal De Adriaan in 1923
Groepsfoto voor gemaal De Adriaan in 1923, ter ere van de elektrificatie van het gemaal. De machinist staat linksvoor, samen met de bestuurders van het waterschap Bijleveld. Foto uit het Regionaal Archief Rijnstreek en Lopikerwaard, nr. C001a


