Dijk3daagse: terugblik op dag 1

Gepubliceerd op 16 september 2021

Hoogheemraad Els Otterman en dijkgraaf Jeroen Haan heten de 40 deelnemers die vandaag meelopen welkom in Amerongen. De tocht op dag 1 leidt de wandelaars van Herberg Den Rooden Leeuw tot aan Fort Lunet aan de Snel. Soms door de uiterwaard, soms onderaan de teen van de dijk en soms op de weg. Het thema van vandaag is landschap, natuur en dijkversterking.

Volop natuur in de Amerongse Bovenpolder

Bij de Amerongse Bovenpolder neemt Allard van Leerdam van Staatsbosbeheer de deelnemers mee het natuurgebied in. Hier is sprake van kwel in de uiterwaard. Een bijzonder gebied, waar de natuur volop aanwezig is. Glanshaverhooilanden, goede spreiding van vegetatie en een hoge soortenrijkdom. Van Leerdam vertelt dat goed vegetatiebeheer van groot belang is.

De verdeling van het Rijnwater

De wandeling gaat verder richting de stuw bij Amerongen. Daar vangen Rico Tönis van Rijkswaterstaat en Johan Westhuis van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden de groep op. Tönis vertelt over de verdeling van het Rijnwater als dat bij Lobith Nederland binnenkomt. Al snel ontstaat er een levendig gesprek over de optimale verdeling over de IJssel, Nederrijn/Lek en de Waal. De diverse rivieren kennen elk hun eigen karakteristieken, waardoor de waterverdeling cruciaal is voor het gebied rond de rivier Johan Westhuis geeft ook aan dat eventuele wijzigingen in de waterverdeling direct consequenties kan hebben voor de Lekdijk. Jeroen Haan, dijkgraaf bij De Stichtse Rijnlanden, voegt toe dat de maakbaarheid van het watersysteem beperkt is.

Natuurontwikkeling in de uiterwaard

De tocht wordt verder ingezet richting de Lunenburgerwaard, waar Hendrike Geessink van Stichting Het Utrechtse Landschap vertelt over de natuurontwikkeling in deze uiterwaard. Geessink ‘Natuurherstel is van groot belang. Oude geulen zijn hersteld en we combineren verschillende opgaven in het gebied.’ Daarmee zou het mes aan twee kanten snijden: een Sterke Lekdijk en volop natuur waar mensen van kunnen genieten. Inmiddels zijn diersoorten als de boommarter, de das en de bever hier weer aanwezig.

De historie van Wijk bij Duurstede

We passeren de inlaat- en inundatiesluis in Wijk bij Duurstede. Deze sluis is een belangrijk inlaatpunt van water voor het Kromme Rijngebied, de Utrechtse stadsgrachten en de Vecht. Deze inlaat- of inundatiesluis is in 1865 – ’66 gebouwd om via de Kromme Rijn het onder water zetten van landerijen rond Utrecht, voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie, te versnellen.

Bernard de Jong van Stichtse Rijnlanden vertelt tijdens de lunch over de geschiedenis van wateraanvoer in Wijk bij Duurstede, de afdamming van de Kromme Rijn in 1122 (volgend jaar 900 jaar geleden), onze jubileumactiviteiten en de plannen om hier met een gemaal 's zomers extra water aan te voeren.

Iconisch dijkenlandschap

Vervolgens is het woord aan Ad van Bemmel, kenner van de Lekdijk bij uitstek. Hij vertelt over het grote belang van de afdamming van de Kromme Rijn voor de ontwikkeling van de stad Utrecht en het Kromme Rijngebied. Aan de hand van de waterstandsmonumentjes in de Waterpoort en de plaquette van de vorige dijkversterking vertelt hij over de historie van de Beermuur, overstromingen en hoogwater.

Peilschaalhuisje

De tocht gaat verder op weg naar Fort Lunet aan de Snel. Onderweg komen we voorbij een peilschaalhuisje. In zo'n huisje kon de wachtmeester bij hoogwater, zonder last te hebben van de golfslag, het waterpeil aflezen. een peilschaal stond tegen de achterwand. De wachtmeester gaf leiding aan de leden van het dijkleger, die verzamelden bij het wacht- of waakhuis aan de andere kant van de dijk. Hanke Bruins Slot, gedeputeerde water van de provincie Utrecht, vertelt hier dat het dijklandschap iconisch is voor onze provincie. En dat er volop kansen liggen om de dijkversterking te combineren met meer natuur en een betere verkeersveiligheid op de dijk, bijvoorbeeld door meer ruimte te creëren voor wandelaars en fietsers.

Dijkversterking aan de andere kant van de Lek

Bij het Culemborgse Veer vangt Hennie Roorda ons op, dagelijks bestuurder bij Waterschap Rivierenland. Ook aan de zuidkant van de Lek zijn dijkversterkingen nodig. Hennie vertelt dat het gaat om maar liefst 500km rivierdijk bij haar waterschap. Belangrijk bij die projecten is dat je burgers goed meeneemt. ‘Stel eerst de wat-vraag (de opgave) en ga vervolgens samen met burgers aan de slag met ‘hoe’.’

Het dijkgesprek over ruimte voor de rivier, natuurontwikkeling en dijkversterkingen

Aangekomen bij het Lunet aan de Snel, is het tijd voor een avondmaaltijd, waarna het laatste onderdeel van de dag op het menu staat: het dijkgesprek. Bas Roels van het Wereld Natuur Fonds trapt af met de visie Ruimte voor de Levende Rivieren. Hij vertelt over de grote stappen die zijn gezet in het ontwikkelen van meer riviernatuur: zandduinen, meestromende geulen, ooibos. Maar ook geeft hij de aanwezigen mee dat we er nog lang niet zijn. Er is nog veel werk aan de winkel. Bas vertelt dat in het integraal riviermanagement nu misschien wel te nauw kijkt naar de toekomst. Juist door opgaven als natuur, verkeersveiligheid en ruimtelijke kwaliteit met dijkversterkingen te combineren, kun je tot een betere inrichting van het gebied komen. Roels geeft mee dat we de inspiratie en verleiding vooral niet moeten verliezen.

Jannemarie de Jonge, rijksadviseur voor de fysieke leefomgeving, reageert op het verhaal van Bas met de opmerking dat we ons menselijk vernuft moeten inzetten om met de natuur mee te gaan. We komen uit een tijd waarin alles maakbaar leek te zijn, maar dat is misschien achterhaald. Overdimensioneren kan de opleving zijn, waarbij je kijkt naar dwarsverbindingen bij rivieren. Eric Luiten, hoogleraar landschapsarchitectuur, vult aan: ‘We hebben onze hand overspeeld en moeten daar nu op ingrijpen.’ Luiten stelt dat we van overheidsmaatschappij terug moeten naar de burgers en de natuur.

Hoogheemraad Els Otterman van De Stichtse Rijnlanden geeft aan dat er veel energie wordt gestoken in het gezamenlijk oppakken van de dijkversterking met gebiedspartners, maar dat dat niet altijd eenvoudig is. Ze sluit zich wel aan bij het idee om te kijken naar een integrale aanpak. De Jong merkt vervolgens op dat de waterschappen harder op de tafel moeten slaan, om problemen voor volgende generaties te voorkomen. Vervolgens ontwikkelt zich een interessant gesprek over de toekomstbestendigheid van de plannen die nu ontwikkeld worden. De dijkveiligheid is niet in het geding, maar zijn de oplossingen houdbaar voor over 50 tot 100 jaar?

Bewoners mengen zich in de discussie en geven aan dat er een goede balans moet zijn tussen korte termijn en lange termijn. Het is goed om al na te denken over een plan voor na 2050, maar tegelijkertijd hebben bewoners nu ook baat bij oplossingen tegen hoogwater. Land op het water is een probleem van nu, vergeet dat ook niet uit het oog, geven ze de waterschappen mee.

Het gesprek wordt afgesloten met de rol van de rivier. Dijkgraaf Jeroen Haan vat het samen als ‘Ik zie de rivier als een puber, die niet meer wil dat haar ouders haar leven bepalen’. Met andere woorden: geef de rivier de ruimte en kijk hoe je dat kunt combineren met dijkversterkingen, natuurinrichting enzovoort. Een mooi einde van dag 1.