Regels bij: Werkzaamheden in de grond uitvoeren
Als het antwoord op één van de vragen ‘ja' is, dan is ook een vergunning van of melding bij het waterschap nodig. Meer informatie hierover staat in de antwoorden.
Bouwen, objecten in en naast een watergang
In de Keur (artikel 3.3) is opgenomen dat (zonder watervergunning) niet gebouwd mag worden en geen werken (waaronder bijvoorbeeld verkeers- en reclameborden) geplaatst mogen worden in watergangen en bijbehorende beschermingszones. Daarnaast mogen hier (zonder watervergunning) geen werkzaamheden worden verricht. Om het watersysteem te beschermen worden voorwaarden gesteld. Deze voorwaarden zijn bedoeld om negatieve effecten op de stabiliteit van de taluds, de bergingscapaciteit en de doorstroomcapaciteit van de watergang te beperken. De beschermingszone is ook bedoeld voor onderhoud en voor de opvang van maaisel, bagger en specie. In de legger oppervlaktewater staat aangegeven waar de watergangen en bijbehorende beschermingszones liggen. Er is onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire watergangen.
Meer info:
- Werkzaamheden bij of in watergangen uitvoeren
- Legger oppervlaktewater 2012
Leggen en verwijderen van kabels en leidingen
Kabels en leidingen worden veelal geplaatst door middel van een open ontgraving en/of een gestuurde boring. Als deze werkzaamheden te dicht bij een watergang worden uitgevoerd, kan dat een negatief effect hebben op de stabiliteit van de oever. Daarnaast moet worden voorkomen dat kabels en leidingen worden beschadigd bij onderhoudswerkzaamheden aan watergangen.
Voor het aanleggen en verwijderen van kabels en leidingen die tertiaire watergangen kruisen, geldt een algemene regel (Algemene regels Keur nr. 4). Ook voor het evenwijdig langs tertiaire watergangen aanleggen en verwijderen van kabels en leidingen geldt een algemene regel (Algemene regels Keur nr. 4). Voor het leggen en verwijderen van kabels en leidingen onder of langs andere watergangen en in waterkeringen is altijd een watervergunning nodig (artikel 3.1 en 3.3 van de Keur).
Meer info en direct regelen:
Waterkering (dijk of kade)
Waterkeringen (dijken of kades) zijn belangrijk voor de veiligheid van het achterland. De ligging van waterkeringen en bijbehorende beschermingszones zijn terug te vinden in de keurkaart en de legger waterkeringen. Meer informatie hierover is terug te vinden via de link in de rechterkolom.
In de Keur (artikel 3.1) is opgenomen dat (zonder watervergunning) niet gebouwd mag worden op waterkeringen. Ook mogen er geen werken (waaronder bijvoorbeeld verkeers- en reclameborden) en opgaande (hout)beplantingen geplaatst worden op waterkeringen. Daarnaast mogen hier (zonder watervergunning) geen werkzaamheden worden verricht. Voor de beschermingszones van waterkeringen zijn minder strenge eisen van toepassing. Maar ook hier geldt dat het (zonder watervergunning) verboden is een aantal werkzaamheden uit te voeren. In de watervergunning staan voorwaarden om ervoor te zorgen dat de waterkering sterk genoeg blijft. Ook houden we ruimte beschikbaar voor (toekomstige) verbeteringen aan de waterkering.
Meer info:
Het plaatsen of hebben van werken met een overdruk van 10 bar of hoger
Voor het plaatsen of hebben van werken met een overdruk van 10 bar of hoger in of op waterkeringen en hun beschermingszone, is altijd een watervergunning nodig (artikel 3.1 van de Keur).
Bronbemaling uitvoeren
Het beleid van het waterschap is er op gericht dat grondwateronttrekkingen zo doelmatig en duurzaam mogelijk worden uitgevoerd. Daarnaast is het van belang dat negatieve effecten van een onttrekking worden voorkomen. Voor het onttrekken van grondwater voor het droog uitvoeren van bouwactiviteiten of ontgravingen is toestemming nodig van het waterschap. Een melding volstaat bij een bronbemaling met een debiet kleiner dan 100 m³ per uur, die niet langer duurt dan 6 maanden en die voldoet aan de voorwaarden in de Keur (artikel 3.10 t/m 3.13). Anders is een watervergunning nodig.
Meer info en direct regelen:
Sleufbemaling
Voor het onttrekken van grondwater om sleuven droog te houden voor de aanleg van riolering, kabels en leidingen (sleufbemaling) is toestemming nodig van het waterschap. Een melding volstaat als er minder dan 50.000 m³ per aaneengesloten periode van 30 dagen wordt onttrokken, de sleufbemaling niet langer duurt dan 6 maanden en voldoet aan de algemene regel (Algemene regels Keur nr. 18). Anders is een watervergunning nodig.
Meer info en direct regelen:
Lozen van bronneringswater (kwalitatief)
Voor het lozen van grondwater dat vrijkomt bij ontwatering (bronneringswater) gelden de algemene regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer (met name § 3.1.2) of het Blbi (met name § 3.2). Uitgangspunt bij deze regels is de voorkeursvolgorde (zie de uitleg hieronder) voor het beheer van afvalwater. In lijn met die voorkeursvolgorde geldt met betrekking tot de verschillende lozingsroutes het volgende:
Schoon grondwater kan zonder probleem geloosd worden op of in de bodem of in het oppervlaktewater. Lozen op of in de bodem heeft daarbij de voorkeur. Het grondwater wordt weer teruggebracht in het compartiment waar het vandaan komt. Hierdoor wordt het milieu zo min mogelijk verstoord.
Voor het lozen op oppervlaktewater is in beide besluiten een eis opgenomen voor het gehalte onopgeloste stoffen en visuele verontreiniging. Bij het lozen op oppervlaktewater kunnen stoffen in het grondwater soms tot waterkwaliteitsproblemen leiden. Dit geldt met name als de samenstelling van het grondwater afwijkt van de grondwaterkwaliteit in het gebied. Het is de verantwoordelijkheid van degene die loost om hiermee bij het lozen rekening te houden. Bij twijfel is het verstandig om met het waterschap contact op te nemen. Als het waterschap vindt dat het lozen van grondwater tot problemen kan leiden, dan kan het waterschap maatwerkvoorschriften stellen op basis van de zorgplicht.
Ook lozen op een hemelwaterriool is - onder voorwaarden - toegestaan. Conform de voorkeursvolgorde zijn lozingen van grondwater op een vuilwaterriool ongewenst. Lozing van het relatief schone grondwater op het vuilwaterriool veroorzaakt een onnodige hydraulische belasting. Bovendien kan bij een gemengd stelsel het aantal overstortingen hierdoor toenemen. Daarnaast kan een grote hoeveelheid schoon water nadelig zijn voor de doelmatige werking van de rioolwaterzuivering.
In beide besluiten is geregeld of voor een lozing een melding nodig is of niet. Voor het lozen van bronneringswater geldt in de meeste gevallen een meldingsplicht.
Meer info en direct regelen:
Voorkeursvolgorde
De voorkeursvolgorde is opgenomen in de Wet milieubeheer (artikel 10.29a). Deze voorkeursvolgorde houdt in dat 'schoon' afvalwater, zoals afstromend hemelwater, grondwater en koelwater, bij voorkeur ter plaatse in het milieu terug komt door lozing op het oppervlaktewater of in de bodem. Ook licht verontreinigd afvalwater wordt bij voorkeur, eventueel na een zuiveringsstap, ter plaatse terug in het milieu gebracht. Lozing van licht verontreinigd afvalwater, zogenaamd ‘dun' water, op een vuilwaterriool heeft een aantal nadelige effecten. Zo kan 'dun' water tijdens het transport in het vuilwaterriool naar de rioolwaterzuivering bijdragen aan overstortingen. Dit is vooral relevant bij afvloeiend hemelwater, maar ook bij lozing van grote hoeveelheden grondwater. Op de zuivering verlaagt 'dun water' het zuiveringsrendement. Bovendien zijn met zowel transport als zuivering van dun water grote maatschappelijke kosten gemoeid, gelet op de benodigde capaciteit van het transport- en zuiveringssysteem. Soms zal ook een tijdelijke berging op locatie nodig zijn, vooral voor afvloeiend hemelwater.
Versneld afvoeren van hemelwater vanaf nieuw verhard oppervlak
Wordt een woning of bedrijfsgebouw gebouwd op een plaats waar eerder nog geen bebouwing aanwezig was? Dan heeft dat gevolgen voor de snelheid waarmee het regenwater naar de sloten afstroomt. Hetzelfde geldt bij uitbreiding van (erf)verharding. Als regenwater op bijvoorbeeld grasland valt, zakt het eerst in de bodem. Daarna stroomt het dan langzaam naar de sloten in de buurt. Maar als regenwater op een dak of weg valt, stroomt het direct naar de sloten of het regenwaterriool. Hierdoor kunnen de omliggende sloten te vol raken en kan er wateroverlast ontstaan. In de Keur (artikel 3.7) is daarom opgenomen dat het verboden is om zonder watervergunning hemelwater afkomstig van nieuw verhard oppervlak versneld af te voeren. Voor oppervlakken tot 500 m² in stedelijk gebied en 1000 m² in niet stedelijk gebied geldt een algemene regel (zie Algemene regels Keur nr.14). Als aan de algemene regel wordt voldaan is geen melding of vergunning nodig. Wordt er nieuwe verharding of uitbreiding van bestaande verharding aangebracht boven de gestelde ondergrens (500 m² in stedelijk gebied en 1000 m² in niet stedelijk gebied)? Dan moet degene die extra verharding aanbrengt, compenserende maatregelen treffen die deze overlast voorkomen. In de watervergunning worden hierover voorwaarden opgenomen.
Meer info en direct regelen:
Lozen van hemelwater vanaf verhard oppervlak (kwalitatief)
Voor het lozen van hemelwater van daken en overige verhardingen gelden de algemene regels uit het Activiteitenbesluit milieubeheer(met name § 3.1.3, zie de link in de rechterkolom), het Blbi (met name § 3.3, zie de link in de rechterkolom) of het Blah (zie de link in de rechterkolom). Uitgangspunt hierbij is de voorkeursvolgorde (zie de uitleg hieronder) voor het beheer van afvalwater. Dit houdt in dat hemelwater bij voorkeur ter plaatse wordt teruggebracht in het oppervlaktewater of in de bodem. Afvloeiend hemelwater mag in de meeste situaties zonder verdere restricties (uitzondering: zie uitlogende bouwmaterialen) op het oppervlaktewater, in de bodem of op een hemelwaterstelsel worden geloosd. Nieuwe lozingen van hemelwater mogen alleen op een vuilwaterriool plaatsvinden als er geen andere mogelijkheid is. Voor bestaande situaties kan de gemeente met een maatwerkvoorschrift bepalen dat hemelwater afgekoppeld moet worden. Afkoppelen houdt in dat verhard oppervlak (denk aan parkeerterreinen, grote daken enz.) niet meer is aangesloten op de riolering, maar loost op het oppervlaktewater of in de bodem.
Meer info en direct regelen:
Voorkeursvolgorde
De voorkeursvolgorde is opgenomen in de Wet milieubeheer (artikel 10.29a). Deze voorkeursvolgorde houdt in dat 'schoon' afvalwater, zoals afstromend hemelwater, grondwater en koelwater, bij voorkeur ter plaatse in het milieu terug komt door lozing op het oppervlaktewater of in de bodem. Ook licht verontreinigd afvalwater wordt bij voorkeur, eventueel na een zuiveringsstap, ter plaatse terug in het milieu gebracht. Lozing van licht verontreinigd afvalwater, zogenaamd ‘dun' water, op een vuilwaterriool heeft een aantal nadelige effecten. Zo kan 'dun' water tijdens het transport in het vuilwaterriool naar de rioolwaterzuivering bijdragen aan overstortingen. Dit is vooral relevant bij afvloeiend hemelwater, maar ook bij lozing van grote hoeveelheden grondwater. Op de zuivering verlaagt 'dun water' het zuiveringsrendement. Bovendien zijn met zowel transport als zuivering van dun water grote maatschappelijke kosten gemoeid, gelet op de benodigde capaciteit van het transport- en zuiveringssysteem. Soms zal ook een tijdelijke berging op locatie nodig zijn, vooral voor afvloeiend hemelwater.
Lozen kwantitatief (hoeveelheid):
In de Keur (artikel 3.9) is opgenomen dat het (zonder watervergunning) verboden is om water te lozen op oppervlaktewater. Voor het waterschap is het van belang dat de bergingscapaciteit en de doorstroming van het oppervlaktewater waarop wordt geloosd, niet in gevaar komen. Om schadelijke gevolgen aan de waterhuishouding te voorkomen worden normen gesteld aan de hoeveelheid te lozen water.
Als bij het lozen van bronneringswater wordt voldaan aan de algemene regel (zie Algemene regels Keur nr. 9) kan met een melding worden volstaan. In overige gevallen is voor het lozen (kwantitatief) een watervergunning nodig.
Meer info en direct regelen:
Aanleggen van een uitstroomvoorziening
In de Keur (artikel 3.3) is opgenomen dat (zonder watervergunning) geen werken geplaatst mogen worden in watergangen en bijbehorende beschermingszones. In de legger oppervlaktewater staat aangegeven waar de watergangen en bijbehorende beschermingszones liggen. Er is onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire watergangen. Meer informatie hierover is terug te vinden via de links in de rechterkolom.
Voor het aanleggen en hebben van een uitstroomvoorziening geldt een algemene regel (zie Algemene regels Keur nr. 13). In de algemene regel voor het aanleggen en hebben van een uitstroomvoorziening is onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire watergangen en tertiaire watergangen. Voor primaire en secundaire watergangen is het van belang dat de uitstroomvoorziening zichtbaar is. Hierdoor worden problemen bij het onderhoud van de watergangen voorkomen. Ook wordt voorkomen dat de uitstroomvoorziening beschadigt tijdens onderhoudswerkzaamheden. Verder is het belangrijk dat uitspoeling van taluds en bodem wordt voorkomen. Voor uitstroomvoorzieningen in tertiaire watergangen zijn geen voorwaarden opgenomen. Voor een uitstroomvoorziening is geen melding of vergunning nodig als aan de algemene regel wordt voldaan.
Meer info en direct regelen:
Voorkeursvolgorde
De voorkeursvolgorde is opgenomen in de Wet milieubeheer (artikel 10.29a). Deze voorkeursvolgorde houdt in dat 'schoon' afvalwater, zoals afstromend hemelwater, grondwater en koelwater, bij voorkeur ter plaatse in het milieu terug komt door lozing op het oppervlaktewater of in de bodem. Ook licht verontreinigd afvalwater wordt bij voorkeur, eventueel na een zuiveringsstap, ter plaatse terug in het milieu gebracht. Lozing van licht verontreinigd afvalwater, zogenaamd ‘dun' water, op een vuilwaterriool heeft een aantal nadelige effecten. Zo kan 'dun' water tijdens het transport in het vuilwaterriool naar de rioolwaterzuivering bijdragen aan overstortingen. Dit is vooral relevant bij afvloeiend hemelwater, maar ook bij lozing van grote hoeveelheden grondwater. Op de zuivering verlaagt 'dun water' het zuiveringsrendement. Bovendien zijn met zowel transport als zuivering van dun water grote maatschappelijke kosten gemoeid, gelet op de benodigde capaciteit van het transport- en zuiveringssysteem. Soms zal ook een tijdelijke berging op locatie nodig zijn, vooral voor afvloeiend hemelwater.
Meer info en direct regelen:
Lozen op riolering (geregeld in Activiteitenbesluit milieubeheer, Blbi of Blah)
Niet-vergunningplichtige lozingen afkomstig van een inrichting zijn geregeld in het Activiteitenbesluit milieubeheer, lozingen van particuliere huishoudens in het Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah) en lozingen die niet afkomstig zijn van een particulier huishouden of van een inrichting vallen onder het Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi).
Voor indirecte lozingen (d.w.z. in een vuilwaterriool of hemelwaterstelsel) is de gemeente of de provincie bevoegd gezag. Gezien de gemeenschappelijke belangen, is het nuttig dat het bevoegd gezag contact houdt met het waterschap over deze lozingen. Bij relevante lozingen geeft het waterschap advies over maatwerkvoorschriften voor indirecte lozingen. De gemeenten, de provincie en het waterschap hebben hier in een samenwerkingsovereenkomst afspraken over gemaakt.
Meer info en direct regelen:
Gebruik van bouwmaterialen, grond en/of bagger
Het Besluit bodemkwaliteit stelt randvoorwaarden aan het gebruik van grond, bagger en steenachtige bouwstoffen zoals beton, asfalt en bakstenen. Dat is nodig om de bodem en het oppervlaktewater te beschermen tegen mogelijke verontreinigingen. Het aanleggen van een dam of een kademuur, maar ook het dempen van een sloot met grond of bagger, is dus aan voorwaarden gebonden. Als deze materialen in of bij een watergang worden gebruikt is het waterschap bevoegd gezag. Meer informatie staat op de site van het Meldpunt bodemkwaliteit. Hier is te vinden of de toepassing gemeld moet worden en kan de melding worden ingediend.
Meer info:
Wanneer gelden welke regels van het waterschap?
Bij een aantal activiteiten is het belangrijk om het waterschap te betrekken. Voor deze activiteiten is alleen een omgevingsvergunning niet altijd genoeg. Vaak is er ook een melding bij of vergunning van het waterschap nodig. Hier leggen we uit bij welke activiteiten het waterschap betrokken moet worden. Worden de activiteiten bij of in water uitgevoerd? Doorloop dan voor die werkzaamheden alle vragen en antwoorden.
Vergunning aanvragen of activiteit melden?
Regelgeving waterschap
De leggers van het waterschap
Meer weten?
Bel de frontoffice van de afdeling Vergunningverlening en handhaving, (030) 209 73 58.